Het betalingsverkeer van Utrecht vindt volledig plaats vanuit Interne Bedrijven. Dit betreft het beheer van het gemeentelijke rekeningstelsel, het coördineren van bevoegdheden en het verrichten van feitelijke betalingen. ABN Amro Bank N.V. is huisbankier van de gemeente Utrecht. Naast ABN Amro heeft de gemeente betalingsverkeerrelaties met de Bank Nederlandse Gemeenten en Rabobank.

Saldobeheer
Vanuit het centrale beheer verzorgt Interne Bedrijven de gemeentelijke saldoregulatie. Saldoregulatie houdt in dat tekorten of overschotten in rekening courant op dagelijkse basis worden aangevuld respectievelijk uitgezet en wel zodanig dat het gemeentelijke banksaldo zoveel mogelijk naar nul wordt gestuurd, dit rekening houdend met de wettelijke bepalingen inzake kasgeldlimiet en de Regeling Schatkistbankieren. Zoals hiervoor opgemerkt beschikt de gemeente Utrecht over een kredietfaciliteit van 80 miljoen euro bij ABN Amro. Dat bedrag mag zij ‘rood’ staan. Desondanks worden de transacties die nodig zijn om het saldo aan te vullen veelal op de geldmarkt gedaan omdat de rentecondities daar doorgaans gunstiger zijn dan op de reguliere rekening courant. Zoals reeds aangegeven onder het kopje Renteontwikkelingen geldt momenteel een negatieve rente voor geldmarkttransacties. De gemeente krijgt dus geld toe als zij leent. Er wordt niet verwacht dat deze situatie op korte termijn sterk zal veranderen.

Schatkistbankieren
Op grond van de Regeling Schatkistbankieren dienen decentrale overheden eventuele overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag. Uit onderstaande tabel blijkt dat het drempelbedrag voor 2018 5,7 miljoen euro bedraagt.

Tabel 10   Schatkistbankieren

Bepaling drempelbedrag

Begrotingstotaal aan lasten

1.473,5

Waarvan:

Relevant percentage

Opbouw drempelbedrag

1e schijf

500,0

0,75%

3,75

2e schijf

973,5

0,20%

1,95

Drempelbedrag Schatkistbankieren voor 2018

5,70

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Uit het voorgaande is echter duidelijk geworden dat de gemeente voornamelijk aan de opnemende kant zit. Een situatie van (tijdelijk) overtollige middelen wordt dus niet verwacht. Dit betekent dat het berekende drempelbedrag in de praktijk weinig relevantie zal hebben.